50 zinnen met «met»
Voorbeeldzinnen en -zinnen met het woord met en andere woorden die daarvan zijn afgeleid.
Voorbeelden van zinnen met vergelijkbare woorden
•
« Ik wil met hen zingen. »
•
« De kist was vol met juwelen. »
•
« De kan is vol met koud water. »
•
« De zon straalt en lacht met mij. »
•
« Het glas was vol met ijsblokjes. »
•
« Hallo, hoe gaat het vandaag met je? »
•
« Wat is er mis met huilen van emotie? »
•
« Ik ben erg bevriend met oude boeken. »
•
« Hij vulde de kan met sinaasappelsap. »
•
« De lucifer ging met grote gemak aan. »
•
« Het was een engel met een kinderhart. »
•
« De hond speelt graag met de kinderen. »
•
« Zaterdag begon met een stralende zon. »
•
« De cacique leidde zijn stam met moed. »
•
« De zon straalt met een heldere glans. »
•
« De hond snuffelde met zijn grote neus. »
•
« De kloof was bedekt met varens en mos. »
•
« De kat speelde met een bolletje katoen. »
•
« Ik hou van soep gemaakt met verse krab. »
•
« In wezen ben ik het eens met uw mening. »
•
« Ze was boos en wilde met niemand praten. »
•
« Juan sloeg de bal met zijn tennisracket. »
•
« Zij groet altijd met een vrolijke hallo. »
•
« De waterpomp stopte gisteren met werken. »
•
« Beter lachen dan met volle teugen huilen. »
•
« Het wordt gespeeld met zingen en springen. »
•
« Ze bewoog zich met zekerheid en elegantie. »
•
« We oefenen met optellen in de wiskundeles. »
•
« Waar heb je die bloes met bloemen gekocht? »
•
« Vanaf de tak keek de uil met heldere ogen. »
•
« De krokodil opende zijn kaak met woestheid. »
•
« Het team won met 5-0 van zijn tegenstander. »
•
« Het avondgebed vulde haar altijd met vrede. »
•
« De moeder omhelsde haar baby met tederheid. »
•
« De kinderen leerden tellen met een telraam. »
•
« De kraanmachinist werkt met grote precisie. »
•
« Zij heeft me overtuigd met haar argumenten. »
•
« Leren vergeven is beter dan leven met haat. »
•
« Ik heb een speelgoedtreintje met echte rook. »
•
« Ik had een veld met zoete en zeer gele maïs. »
•
« De vlieg stopte niet met zoemen in de kamer. »
•
« De regio Ayerbe is bezaaid met kleine dorpen. »
•
« Mijn moeder helpt me altijd met het huiswerk. »
•
« De bosbrand vorderde met een woeste snelheid. »
•
« María zorgt met veel liefde voor haar merrie. »
•
« Hij volbracht de boetedoening met toewijding. »
•
« De smalspoorlijn vordert met langzame stappen. »
•
« We laadden de wagen met tarwe voor zonsopgang. »
•
« De kinderen voerden de eend met stukjes brood. »
•
« De sneeuw smolt gemakkelijk met de ochtendzon. »
Online taalhulpmiddelen