50 zinnen met ‘naar’ — voorbeeldzinnen
Voorbeeldzinnen en -zinnen met het woord naar en andere woorden die daarvan zijn afgeleid.
• Genereer zinnen met kunstmatige intelligentie
De weg naar school is erg lang.
Dat kind rende naar zijn moeder.
De eekhoorn sprong van tak naar tak.
Mijn broer gaat elke dag naar school.
De geit klom naar de top van de berg.
Wil je vandaag naar de bioscoop gaan?
Na de dood zweeft de ziel naar de hemel.
De aap sprong behendig van tak naar tak.
De aap zwaaide behendig van tak naar tak.
De zeepbel steeg op naar de blauwe lucht.
De bij zoemde frantic op zoek naar nectar.
De straatkat miauwde op zoek naar voedsel.
Ik moet deze breuk naar decimaal omzetten.
De ezel brengt de houtlading naar het dorp.
Optimisme verlicht altijd de weg naar succes.
De hond is erg aanhankelijk naar de kinderen.
Op weg naar mijn werk had ik een auto-ongeluk.
Ik luister graag naar muziek als ik thuis ben.
Wij gingen naar school en leerden veel dingen.
Ik ga mijn bagage naar de gastenkamer brengen.
Luister met geduld en empathie naar je naaste.
Ze keek met een treurige blik naar de oude foto.
Ik wil naar het strand gaan en in de zee zwemmen.
De reis naar Europa zal zeker onvergetelijk zijn.
María was moe; desondanks ging ze naar het feest.
De conversie van euro's naar dollars was gunstig.
De jager ging het bos in, op zoek naar zijn prooi.
De boer bracht zijn verse producten naar de markt.
De uil duikt naar beneden om zijn prooi te vangen.
De troep marcheerde bij zonsopgang naar de bergen.
Juan schreef een verslag over zijn reis naar Peru.
Gisteren ging ik naar school om een toets te maken.
Ze zat op de top van de berg, naar beneden kijkend.
Ondanks de regen besloten we naar het park te gaan.
Marta drinkt altijd water voordat ze naar bed gaat.
Ik kon niet naar het feest gaan, omdat ik ziek was.
De wolf liep door het bos op zoek naar zijn voedsel.
Ik keek naar mijn schoenen en zag dat ze vuil waren.
De muis snuffelde nieuwsgierig op zoek naar voedsel.
De afkorting "VS" verwijst naar de Verenigde Staten.
Gisteren nam ik een bus om naar het centrum te gaan.
De hond rende naar de man. De man gaf hem een koekje.
Vaak zing ik in de auto terwijl ik naar mijn werk ga.
Ik ging naar de supermarkt om melk en brood te kopen.
Elke middag stuurde de ridder bloemen naar zijn dame.
De kat springt snel naar voren als hij een muis ziet.
We gingen naar een juwelier om de ring uit te kiezen.
Ze liep met een glimlach op haar gezicht naar hem toe.
De specht timmert op de boomstam op zoek naar voedsel.
De valk keerde bij zonsondergang terug naar zijn nest.
Voorbeeldzinnen voor peuters, basisscholieren, middelbare scholieren of volwassenen op een hogeschool of universiteit.
Zinnen voor taalleerders: beginners, halfgevorderden en gevorderden.
Gebruik onze geavanceerde kunstmatige intelligentie gratis!
Voorbeelden van zinnen met vergelijkbare woorden