7 zinnen met «bad»
Voorbeeldzinnen en -zinnen met het woord bad en andere woorden die daarvan zijn afgeleid.
• « In tranen ging zij naast haar dochter liggen, nam de hand van haar dochter in de hare en bad tot God om haar weer tot leven te wekken. »
• « Je tanden poetsen, in bad gaan of scheren is ook niet leuk, maar dat betekent niet dat je het niet elke dag moet doen. »
• « Telkens als iemand blaren, knieën of enkels pijn kreeg, ging hij of zij naar voren, pakte de hand van de Dorje-gids en bad. »